Vocab 2 & 3
Vocab 4 & 5
Woordvolgorde
Tag questions
Hoeveelheden
100

Steegje

Alley

100

Merk 🔥

Brand

100

Welke 5 woorden gebruik bij het maken van een normale zin?

Wie - doet - wat - waar - wanneer

100

He is working, is he/isn't he? Kies het juiste antwoord

Isn't he?

100

We have little / a little water

little (water in ontelbaar)

200

Hoofdweg

Main road
200

Waar iets van gemaakt is, bijvoorbeeld katoen, polyester, ijzer, etc.

Material

200

Zet in de goede volgorde:

walked - I - yesterday - home

Yesterday, I walked home.

I walked home yesterday.

200

He is from around here,______?

Isn't he?

200
We don't have many / much oxygen left.

Much

300

Verf op canvas smeren met een kwast. Hoe heet dit in het Engels?

(to) paint/ painting

300

Een locatie waar je een feest kan houden met mensen.

Venue

300

Zet in de goede volgorde:

plays - a team - He - in - today

He plays in a team today.

Today, he plays in a team.

300

Julie works here,______?

Doesn't she?

300

I have few / a few ideas on how to do it.

a few

400

De bus of de trein. Veel van jullie komen hiermee naar school. Je moet er altijd voor betalen via een pas.

Public Transport

400

Iets wat je tijdens een trouwerij vaak hebt. Voorafgaand is een speech. Je heft het glas hierbij hoog. Ook een stuk brood.

Toast.

400

Zet in de goede volgorde:

dinner - had - in a restaurant - last night - they

They had dinner in a restaurant last night.

Last night they had dinner in a restaurant.

400

James and Jimmy aren't here a lot,_________?

Are they?

400

There isn't much / many response to the little  / a little work there is.

much & little

500

Iets levendigs. Bijvoorbeeld kleuren die ergens uitspringen of een herinnering die je je nog heel goed kan bedenken. A ... imagination.

Vivid.

500

Playstation 5

Voetbalschoenen

Nieuwe TV (54 inch)

GTA VI

Sokken

Wish list

500

the best time - had - ever - I - in Mexico - in 2021

I had the best time ever in Mexico in 2021.

In 2021, I had the best time in Mexico.

500

Mrs. Smith creates art,_______?

Doesn't she?

500

Schrijf alle woorden op die bij de hoeveelheden horen, bijv. "a few".

A little, little, a few, few, a lot of, lots of, much & many.