active
bedrijvende form. actief
article
lidwoord
auxiliary
hulpwerkwoord
comparative
vergrotende trap
conjunction
voegwoord; een woord dat twee zinnen met elkaar verbindt of een bijzin verbindt met de rest van de zin
copula
koppelwerkwoord
demonstrative pronoun
aanwijzend voornaamwoord
antecedent
woord voorafgaande aan een betrekkelijk voornaamwoord, bijv. the child who
indirect object
meewerkend voorwerp
interrogative pronoun
vragend voornaamwoord
notional verb
zelfstandig werkwoord
participle
deelwoord
simple present tense
de onvoltooid tegenwoordige tijd
quantifier
hoeveelheidaanduidend woord
present participle
tegenwoordig deelwoord: de -ing vorm van een werkwoord
split infinitive
de gesplitste infinitief: in dit geval staat er een woord tussen to en de volgende infinitief, bijv: they were asked to seriously think about it
superlative + example
overtreffende trap: coldest/most important
reflexive pronoun + give 3 examples
wederkerend voornaamwoord: oneself, myself,yourself, itself, ourselves, yourselves, themselves
achtervoegsel: quick - quickLY
singular
enkelvoud
restrictive relative clause of defining relative clause + explanation
bepeperkende betrekkelijke bijzin: een betr.bijzin is beperkend als je die niet weg kunt laten; als een betr.bijzin weglaat, wordt de zin onduidelijk, bijv: plants that/which grow in the desert need little water
possesisive pronoun: name 6 + 6 examples
bezittelijke voornaamwoord: my/your/his/its/our/their
non-restrictive relative clause + give 1 example
uitbreidende betrekkelijke bijzin? een betrekkelijke bijzin weggelaten kan worden zonder dat de zin onduidelijk word: her brother, who is a teacher, is thirty
object complement + example
geeft aanvullende informatie over het lijdend voorwerp, bijv: She called him a liar
imperative + example
gebiedende wijs
come here!
bring me a glass of water