Kolom 1
Kolom 2
Kolom 3
Kolom 4
Kolom 5
100

... je ziet, ben ik 10 kilo vermagerd.

Zoals

100

... u de cursus succesvol hebt afgesloten, ontvangt u een certificaat. 

Als / Wanneer / Nadat / Zodra

100

Ik heb elke dag gestudeerd ... ben ik niet geslaagd.

toch

100

... ik geen werk heb, krijg ik een uitkering. 

Zolang / Als / Wanneer / Nu

100

... je minderjarig bent, mag je nog geen alcohol drinken.

Aangezien / Zolang / Als / Wanneer

200

De brand heeft de hele fabriek verwoest ... er voorlopig niet gewerkt kan worden.

zodat

200

Ik stop niet met roken ... ik zwanger ben.

hoewel / tenzij / behalve als

200

... ik de uitslag van het examen heb, bel ik je.

Als / Wanneer / Zodra

200

Hij zorgt voor het kind ... zijn vrouw kan studeren.

zodat

200

... het dak lekte, zijn alle meubels nat. 

Doordat / Omdat / Aangezien

300

Ik bel je op ... ik iets weet.

als / zodra / wanneer

300

Ik voel me ziek ... ga ik naar huis.

daarom / dus

300

De bussen staken, ... ben ik te laat.

daarom / dus

300

Hij keek me aan ... ik gek was.

alsof

300

... haar auto kapot is, is ze nu te laat. 

Omdat / Aangezien / Doordat

400

Ik kom ... het regent. Dan blijf ik thuis.

behalve als / tenzij

400

Ze luistert naar muziek ... ze strijkt. Dat verzet haar zinnen.

wanneer / als / terwijl

400

Hij heeft gewerkt ... hij genoeg geld had.

totdat

400

Ze is altijd blij ... ze hoofdpijn heeft.

tenzij / behalve als

400

... ik iedere dag sport, voel ik me fitter. Ik ben ook 5 kilo vermagerd. 

Sinds

500

... u onvoldoende ervaring hebt, bent u niet geschikt voor deze job

Aangezien / Omdat / Als / Wanneer

500

... ik nieuwe buren heb, doe ik voor 1 uur geen oog meer dicht. 

Sinds

500

... je hoort, zal het morgen stevig waaien. 

Zoals

500

... je je certificaat kan behalen, moet je slagen voor het examen. 

Voordat

500

... hij 15 jaar was, rookte hij zijn eerste sigaret.

Toen

M
e
n
u