Wat zijn primaire behoeften?
De noodzakelijke levensbehoeften
Wat is marketing?
Bedrijven doen er alles aan om hun product te verkopen. Dit is marketing
Wat is budgetteren?
Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
Wat is koopkracht?
Hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen.
Wat is koopkracht?
Hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen.
Noem een voorbeeld van een vrij goed
Zonlicht, wind, regenwater. Alles waar geen productiefactoren voor nodig zijn.
Wat is reclame?
Je aandacht wordt gevraagd voor een product of boodschap
Noem 4 soorten inkomens en waarvoor ze dienen.
Uit arbeid = beloning voor werk
Overdrachtsinkomen = zonder tegenprestatie (uitkeringen zoals AOW of kinderbijslag)
Uit bezit = geld uit bezittingen (verhuur vakantiehuis, rente op spaargeld)
In natura = niet betaald in geld, maar met goederen of diensten
Wat is het verschil tussen inflatie en deflatie?
Inflatie is de stijging van de prijzen. Het gevolg hiervan is dat je voor hetzelfde bedrag minder kunt kopen dan eerst. Je geld wordt hierdoor minder waard.
Deflatie is het omgekeerde van inflatie. Bij deflatie is er een algemene daling van de prijzen.
Wat is het verschil tussen inflatie en deflatie?
Inflatie is de stijging van de prijzen. Het gevolg hiervan is dat je voor hetzelfde bedrag minder kunt kopen dan eerst. Je geld wordt hierdoor minder waard.
Deflatie is het omgekeerde van inflatie. Bij deflatie is er een algemene daling van de prijzen.
Waarom moet je aan de hand van je welvaart prioriteiten stellen?
Waarin kan je commerciële reclame onderverdelen?
Informatieve reclame en merkreclame
In welke 3 soorten kun je uitgaven verdelen?
Dagelijkse uitgaven : Alledaagse uitgaven zoals in de supermarkt en persoonlijk verzorging.
Vaste lasten: Uitgaven die je eens in een vaste periode moet betalen. Bijvoorbeeld een keer in de maand. Denk hierbij aan huur, verzekering, abonnementen.
Incidentele uitgaven: Grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met vaste regelmaat. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een vakantie of een nieuwe telefoon.
Wat zijn indexcijfers?
Wat bedoelen we met reserveren in de economie?
geld opzij zetten voor toekomstige uitgaven
Wat zijn secundaire behoeften?
Behoeften die je niet nodig hebt om in je eerste levensbehoeften te voorzien. Bijvoorbeeld: Telefoon, auto, dure kleding
Noem de 6 P's van de marketingmix
product, prijs, plaats, promotie, personeel, presentatie
Als hulpmiddel van het budgetteren kan je een begroting opstellen.
Waar of niet waar:
Je koopkracht daalt als je inkomen met 5% stijgt en de prijzen met 2% stijgen.
Niet waar,
Je koopkracht stijgt. Je inkomen stijgt namelijk meer dan de prijzen stijgen.
Waar of niet waar:
Je koopkracht daalt als je inkomen met 5% stijgt en de prijzen met 2% stijgen.
Niet waar,
Je koopkracht stijgt. Je inkomen stijgt namelijk meer dan de prijzen stijgen.
Je inkomen is €400 per maand.
Je geeft 63% uit aan primaire behoeften
Je geeft 28% uit aan secundaire behoeften
Je spaart 9%
Hoe veel € geef je uit aan primaire behoeften, secundaire behoeften en hoeveel spaar je?
0.63 x €400 = €252
0.28 x €400 = €112
0.09 x €400 = €36
Een supermarkt verkoop cola van A-merk, B-merk en het eigen huismerk. De totale verkoop in een week is 1.650 flessen cola.
Gegeven zijn de volgende verkoopaantallen:
A- merk : 754
B- merk: 377
Huismerk: 519
Bereken van elke groep hoeveel procent die is van het totaal
A-merk: 754: 1650 x 100%= 45.7%
B-merk: 377: 1650 x 100% = 22.8%
Huismerk: 519 : 1650 x 100% = 31.5%
Bereken de kosten om naar een bedrag per week:
Gas en elektra: €1.300 per jaar
Telefoonabonnement: €26 per maand
Huur: €676 per maand
Gas en elektra: €1.300 : 52 = €25
Telefoonabonnement: (€26 x 12) : 52 = €6
Huur:(€676 x 12) : 52 = €156
Hieronder staat in een tabel de ontwikkeling van lonen en prijzen. Bereken de indexcijfers van de lonen voor 2017 tot en met 2020. 2016 is het basisjaar.
Jaar - Loon - Indexcijfer lonen - Indexcijfer prijzen
2016: €2.585 100 100
2017: €2.643 101
2018 : €2.675 104
2019: €2.721 105
2020: €2.773 106
Indexcijfer = nieuw getal : getal basisjaar x 100
2017: €2.643 : €2.585 x 100 = 102
2018: €2.675 : €2.585 x 100 = 103
2019: €2.721: €2.585 x 100 = 105
2020: €2.773 : €2.585 x 100 = 107
Je wilt een broek kopen bij de Zara. De broek was vorig jaar €36, maar nu moet je hier €38,50 voor betalen. Hoeveel procent is de broek duurder geworden?
(€38,50 - €36): €36 x 100% = 6.9%