Jouw kindertijd
Jouw kindertijd
Jouw kindertijd
Jouw kindertijd
100

wenen/huilen bij de Lion King? 

Weende/Huilde jij bij de Lion King? 


Ja, ik weende/huilde bij de Lion King. 

100

veel ruzie met je broer(s) / zus(sen) maken? 

Waarover? 


ruzie= een felle discussie

Maakte jij  veel ruzie met je broer(s) / zus(sen)? 

Waarover?


Ik maakte veel ruzie met mijn broers/zussen over...

Ik maakte niet veel ruzie. 

100

jouw favoriete Pokémon zijn? 

Wie was jouw favoriete Pokémon? 


Mijn favoriete Pokémon was...

100

in sprookjes geloven? 


een sprookje:  een fantasieverhaal. Bekende sprookjes zijn Assepoester, Sneeuwwitje , de wolf en de zeven geitjes, Roodkapje. 

Geloofde jij in sprookjes? 


Ja, ik geloofde in sprookjes. 

Nee, ik geloofde niet in sprookjes. 

200

met de Playstation spelen? 

Speelde jij met de Playstation? 


Ja, ik speelde met de Playstation.

Nee, ik speelde niet met de Playstation. 

200

in een aparte kamer slapen? 

Sliep jij in een aparte kamer? 


Ja, ik sliep in een aparte kamer. 

Nee, ik sliep samen met mijn broer(s)/ zus(sen). 

200

nieuwe talen leren? Welke? 

Leerde jij nieuwe talen?  Welke? 


Ja, ik leerde [talen]. 

Nee, ik leerde geen nieuwe talen. 

200

uur school beginnen? 

Hoe laat begon jouw/je school? 


Mijn school begon om [uur].

300

zakgeld krijgen?


zakgeld: geld dat jij van je (groot)ouders krijgt. Je krijgt dit vaak elke week of maand.

Kreeg jij zakgeld? 

300

Welke tv-serie kijken? 

Welke tv-serie keek jij? 


Ik keek naar [x]. 

300

welke frisdrank drinken? 


frisdrank = Coca Cola, Sprite, Fanta...

Welke frisdrank dronk jij? 


Ik dronk [merk]. 

Ik dronk geen frisdrank. 

300

graag zwemmen? 

Zwom jij graag? 


Ja, ik zwom graag. 

Nee, ik zwom niet graag.

400
uur opstaan? 

Hoe laat stond jij op? 



Ik stond op om [uur]  .   / Ik stond om [uur] op . / Om [uur]stond ik op. 

400

graag naar een pretpark gaan? Wat was jouw favoriet?


Een pretpark= Disneyland, de Efteling, Movie Park...

Ging jij graag naar een pretpark? Wat was jouw favoriet? 


Ja, ik ging graag naar een pretpark. Mijn favoriet was [naam].

Nee, ik ging niet graag naar een pretpark. 

400

 een dagboek hebben?


Een dagboek is een boek waar jij jouw emoties/ideeën in schrijft. Het is jouw persoonlijk boek. 

Had jij een dagboek? 


Ja, ik had een dagboek. / 

Nee, ik had geen dagboek. 

400

verliefd op een bekend persoon zijn? 



Een bekend persoon: Kanye West, Angela Merkel...Iedereen kent deze persoon. 

Was jij verliefd op een bekend persoon? 


Ja, ik was verliefd op [naam]. 

Nee, ik was niet verliefd op een bekend persoon.

500

een bril dragen? 

Droeg jij een bril? 


Ja, ik droeg een bril. / Nee, ik droeg geen bril. 

500

veel boeken lezen? 

Las jij veel boeken? 


Ja, ik las veel boeken. 

Nee, ik las niet veel boeken. 

500

niet graag eten? 

Wat at jij niet graag? 

500

jouw held zijn? Waarom?


Een held =  een persoon naar wie jij opkijkt. Dit kan een superheld zijn (bv. batman, superman) maar ook een reële persoon (bv. jouw vader, Cristiano Ronaldo, Rosa Parks...)

Wie was jouw held?  Waarom?


Mijn held was ... omdat...

M
e
n
u