Vokabeln
Grammatica: hoofdletters & Umlaut
Vraagwoorden
Redemittel
Landeskunde
100

Wat is 'nee' in het Duits?

nein

100

Schrijf deze zin met de hoofdletters op de goede plaats:

ich heiße jan und wohne in amsterdam.

Ich heiße Jan und wohne in Amsterdam.

100

Wann betekent...

Wanneer

100

Hoe zeg je in het Duits: Hallo, ik heet.....

Hallo, ich heiße.....
100

Noem een Duits automerk.

Opel, Audi, VW, Mercedes, BMW, Porsche

200

Wat is 'de moeder' in het Duits?

die Mutter

200

Waar moet de Umlaut op dit woord?

spater

später

200

Wohin betekent....

waarheen

200

Hoe zeg je in het Duits: ik ben 12 jaar oud

Ich bin zwölf Jahre alt.

200

Noem een Duitse winkel.

Lidl,Aldi,mediamarkt,Douglas,REWE,DM,Kaufland 

300

Wat is 'het huisnummer' in het Duits?

die Hausnummer

300

Schrijf deze zin met de hoofdletters op de juiste plaats.

wir fahren mit dem zug nach berlin.

Wir fahren mit dem Zug nach Berlin.

300

Woher betekent.....

waarvandaan

300

Hoe zeg je in het Duits: ik woon in Rotterdam.

Ich wohne in Rotterdam

300

Noem een Duits verzorgingsproduct.

Niveau, Wella, Schwarzkopf, Weleda,Balea,Fa

400

Wat is 'het meisje' in het Duits?

das Mädchen
400

Waar moet de Umlaut op dit woord?

das Gebaude

das Gebäude

400

Wer ist das?

Wat betekent het schuingedrukte woord in het Nederlands?

wer = wie

400

Hoe zeg je 'Heb je broers of zussen?'  in het Duits?

Hast du Geschwister?

400

Noem een Duits snoepmerk

Haribo, Milka, Ritter sport, katjes, schogetten

500

Wat is 'de postcode' in het Duits?

die Postleitzahl

500

Waar moet de Umlaut?

der Niederlander

der Niederländer

500

Wie heißt der Lehrer?

Wat betekent het schuingedrukte woord in het Nederlands?

wie = hoe

500

Hoe zeg je 'Doei!' in het Duits?

Tschüs

500

Noem een Duits kleding merk.

Hugo Boss, Adidas, Puma, Birkenstock, Jack Wolfskin, Tamaris, Gabor

M
e
n
u