Hoe schrijf je de wij-vorm van zetten?
zetten
ik-vorm + ten
Verleden tijd van lopen
liep - liepen
de verleden tijd van geven
gaf - gaven
Vul in (met uitleg):
... jij dat even weg? (gooien)
ik-vorm: gooi
Er staat jij achter en die kan je veranderen in je.
Ik vermoedde
Ik vermoede
Leg uit!
Ik-vorm + de
verleden tijd van hebben
had - hadden
verleden tijd van vallen
viel - vielen
... je vriend alleen naar school? (lopen)
ik-vorm + t / hij-vorm: loopt
Er staat wel je achter, maar die kan je niet veranderen in jij.
Welke vorm klopt niet?
hebben-hadden
rijden-reden
lopen-loopten
lopen - loopten
Het moet zijn liepen
verleden tijd van staan
stond - stonden
De 2 verleden tijds vormen van "fluiten":
fluitte
fluitten
Het werkwoord zullen in de verleden tijd
zou - zouden
verleden tijd van breken
brak - braken
De hij-vorm van rijden
rijdt - rijd + t
Wij rennen naar de klas en zijn gaan zitten.
Het werkwoord kopen in de verleden tijd
kocht - kochten
verleden tijd van zijn
was - waren