Present Simple
Some/Any
Word order
Present Continuous
Vocabulary
100

Maak van de volgende zin een Present Simple:

"I ____ (to work) at the supermarket."

I work at the supermarket.

100

Een bevestigende zin krijgt altijd 'some'.

Een ontkennende zin krijgt altijd 'some'.

Welke klopt?

Bevestigende zin.

100

Is deze word order goed?

"I do always after school my homework"

nee.

100

Maak van de volgende zin een Present Continuous:

"My sister _____ (to sleep) right now."

My sister is sleeping right now.

100

Wat is de vertaling van 'cute'

schattig

200

Maak van de volgende zin een Present Simple:

"My dad ____ (to play) video games with me."

My dad plays video games with me

200

Is deze zin goed?

"I really don't have any idea."

ja.

200

Verbeter deze woordvolgorde:

I do always after school my homework

I always do my homework after school

200

Maak van de volgende zin een Present Continuous:

"I _____ (to look) for my keys, but I can't find them!"

I am looking for my keys but I can't find them!

200

Wat is de vertaling van 'butterfly'

vlinder

300

Maak van de volgende zin een Present Simple:

"She ____ (study) for every test."

She studies for every test.

300

Kies het goede woord:

"Do you have some / any plans for this weekend?"

any

300

Wat is de regel van de goede woordvolgorde?

wie - doet - wat - waar - wanneer

300

Maak van de volgende zin een Present Continuous:

"All the kids ______ (to dance) at the party."

All the kids are dancing at the party

300

Wat is de vertaling van 'tanden'

teeth

400

Maak van de volgende zin een Present Simple:

"___ you ____ (to like) my new shirt?"

Do you like my new shirt?

400

"Is there someone / anyone who knows the answer?"

anyone

400

Welk onderdeel van 'wie - doet - wat - waar - wanneer' kan ook vooraan?

'wanneer'

400

Maak van de volgende zin een Present Continuous:

"_____ they _____ (to play) in the garden?"

Are they playing in the garden?

400
Wat is de vertaling van 'swamp'

moeras

500

Maak van de volgende zin een Present Simple:

"Our maths teacher _______ (not / to give) us homework."

Our maths teacher doesn't give us homework.

500

"Could I get _____ of your grapes?"

some

500

Maak zelf een zin met goede woordvolgorde. Bedenk iets voor alle onderdelen van de regel!

wie - doet - wat - waar - wanneer

500

Maak van de volgende zin een Present Continuous:

"______ (you - not - to listen)"

Gebruik een afkorting! (2 mogelijkheden)

you're not listening - you aren't listening

500
Wat is de vertaling van 'bijvoorbeeld'

for example

M
e
n
u