Vocabulary EN-NL
Vocabulary NL-EN
Phrases EN-NL
Phrases NL-EN
Trivia
100

Sweet

zoet

100

Ruiken

smell

100

How can I help you?

Wat kan ik voor u doen?

100

Hallo, dit is Chris.

Hello, this is Chris.

100

What is the capital of England?

London
200

Fork

vork

200

Dessert

toetje

200

I'm hungry and thirsty!

Ik heb honger en dorst!

200

Bedankt voor uw telefoontje.

Thanks for calling.

200

What is the name of the Queen of England?

Elizabeth 

300

Reservation

reservering

300

Organiseren

organise
300

Shall I order now?

Zal ik nu bestellen?

300

Hoe maak je het?

How do you make it?

300
What is the name of the husband of the Queen of England?

Philip

400

Saucepan

steelpan

400

Koelkast

fridge

400

No, you shouldn't invite him.

Nee, je moet hem niet uitnodigen.

400

Ik denk niet dat Joe van pizza houdt.

I don't think Joe likes pizza.

400

Name all the children of Prince Charles from oldest to youngest.

William and Harry

500

Raise money

geld inzamelen

500

Avondeten

supper


500

Do you both want to come to dinner?

Willen jullie allebei komen eten?

500

Waarom organiseren we niet een etentje?

Why don't we organise a meal?

500

Where does the Queen live?

Buckingham palace

M
e
n
u