Woorden begrijpen
Eigenschappen figuren
Meten en berekenen
Slimme meetkunde
100

Wat is een berekening?

Het uitrekenen van een som of opdracht

100

In een rechthoek staan de hoeken …

Loodrecht op elkaar (90°)

100

Bereken de omtrek van een rechthoek met zijden 3 en 5.

16

100

Wat betekent staan loodrecht op?

Dat ze een rechte hoek (90°) maken

200

Wat bedoelen we met de omtrek van een figuur?

De lengte van de rand van de figuur

200

In een vierkant zijn alle zijden …

Even lang

200

Bereken de oppervlakte van een rechthoek met zijden 4 en 7.

28

200

In een parallellogram zijn de overstaande hoeken …

Gelijk

300

Wat bedoelen we met de oppervlakte van een figuur?

Hoeveel ruimte het figuur bedekt

300

Hoe liggen de overstaande zijden van een parallellogram?

Evenwijdig en even lang

300

De zijde van een vierkant is 6. Wat is de omtrek?

24

300

In een vierkant zijn de overstaande zijden …

Evenwijdig en even lang

400

Wat betekent de vlakke figuur?

Een figuur dat plat is, zonder diepte (bv. driehoek, vierkant)

400

Wat betekent: ‘snijden elkaar middendoor’?

Dat de lijnen elkaar precies halveren

400

De zijde van een vierkant is 10. Wat is de oppervlakte?

100

400

In een ruit zijn de diagonalen …

Ze snijden elkaar loodrecht middendoor

500

Wat is een diagonaal?

Een lijn die twee hoekpunten verbindt, maar geen zijde is

500

In een ruit zijn de diagonalen …

Ze snijden elkaar loodrecht en middendoor

500

Een driehoek heeft basis 8 en hoogte 5. Bereken de oppervlakte

20

500

Hoeveel gelijke hoeken heeft een rechthoek?

4 gelijke hoeken van 90°

M
e
n
u