Met welk trucje vind je lijdend voorwerp?
Wie / wat + gezegde + onderwerp? of Onderwerp + WWG + iets of iemand
Wat behoort er allemaal tot het werkwoordelijk gezegde?
Persoonsvorm + werkwoordelijke rest (+ gemengde rest + niet-werkwoordelijke rest)
Welk soort werkwoord MOET er in een zin met een naamwoordelijk gezegde staan?
Een koppelwerkwoord
Met welk trucje kun je het meewerkend voorwerp vinden?
Aan wie / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Op welke vraagwoorden kan de bijwoordelijke bepaling een antwoord geven?
(noem er 5)
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Waarvan?
Hoe?
Waardoor?
etc.
Onderstaand zinsdeel kan NOOIT een lijdend voorwerp zijn, waarom niet?
''voor de kippen''
Het begint met een voorzetsel.
Geef een voorbeeld van een zin met een gemengde rest en een zin met een niet-werkwoordelijke rest.
VB gemengde rest) Hij ligt te slapen.
VB niet-ww rest) De docent past het cijfer aan.
Welk zinsdeel kan NOOIT in een zin met een naamwoordelijk gezegde staan?
Een lijdend voorwerp
Geef een voorbeeld van een zin met een meewerkend voorwerp.
Ze gaven hem alle aandacht.
Wat wordt bedoeld met ''opvulwoordjes''?
Waarom kan er NOOIT een lijdend voorwerp staan in een zin waarin ''blijven'' het belangrijkste werkwoord is?
Als ''blijven'' het belangrijkste werkwoord is, heb je te maken met een koppelwerkwoord en dus een naamwoordelijk gezegde. Zinnen met een naamwoordelijk gezegde kunnen nooit een lijdend voorwerp hebben.
In welk geval benoem je het wederkerend voornaamwoord als niet-werkwoordelijke rest?
Als het gaat om een noodzakelijk wederkerend voornaamwoord. In dat geval kun je het niet vervangen door een ander woord / woordgroep.
Noem alle koppelwerkwoorden.
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
Kan een zin zonder lijdend voorwerp wel een meewerkend voorwerp hebben?
Ja!
Ook zinnen met een naamwoordelijk gezegde kunnen een meewerkend voorwerp hebben, terwijl deze zinnen nooit een lijdend voorwerp hebben:
Die onderneming leek haar heel spannend.
Op welke 2 vragen geeft de bijwoordelijke bepaling GEEN antwoord?
Wie en wat.
Onderwerp en lijdend voorwerp geven hier namelijk antwoord op.