Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (bloem)
Geef jij bloemen?
+ Ja, ik geef bloemen.
- Nee, ik geef geen bloemen.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (boek)
Geef jij boeken?
+ Ja, ik geef boeken.
- Nee, ik geef geen boeken.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (plant)
Geef jij planten?
+ Ja, ik geef planten.
- Nee, ik geef geen planten.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (voucher)
Geef jij vouchers? (Engels woord: +s)
+Ja, ik geef vouchers.
Nee, ik geef geen vouchers.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (praline)
Geef jij pralines? (woord op -e : +s)
+ Ja, ik geef pralines.
- Nee, ik geef geen pralines.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (foto)
Geef jij foto's? (woord op o : +s)
+ Ja, ik geef foto's.
- Nee, ik geef geen foto's.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (verjaardagskaartje)
Geef jij verjaardagskaartje? (woord op e = +s)
+ Ja, ik geef verjaardagskaartjes.
- Nee, ik geef geen verjaardagskaartjes.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij ..... ? (knuffel)
Geef jij knuffels?
(woord op consonant+el : +s)
+ Ja, ik geef knuffels.
- Nee, ik geef geen knuffels.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (fles wijn)
Geef jij flessen wijn?
(fles : korte vocaal 'e' + 1 consonant 's' = dubbel de consonant in de pluralis)
+ Ja, ik geef flessen wijn.
- Nee, ik geef geen flessen wijn.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (puppy)
Geef jij puppy's? (woord op -y : 's)
+ Ja, ik geef puppy's.
- Nee, ik geef geen puppy's.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (auto)
Geef jij auto's? (woord op 'o' = 's)
+ Ja, ik geef auto's.
- Nee, ik geef geen auto's.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (paraplu)
Geef jij paraplu's? (woord op u = + 's)
+ Ja, ik geef paraplu's.
- Nee, ik geef geen paraplu's.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (juweel)
Geef jij juwelen?
(lange vocaal 'ee' in singularis + 1 consonant 'l' : ik schrijf in de pluralis de vocaal 1x + de consonant 1x)
+ Ja, ik geef juwelen.
- Nee, ik geef geen juwelen.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (sok)
Geef jij sokken?
(korte vocaal 'o' + 1 consonant 'k' = dubbel de consonant in het Nederlands)
+ Ja, ik geef sokken.
- Nee, ik geef geen sokken.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (goudvis)
Geef jij goudvissen?
(korte vocaal 'i' + 1 consonant 's' = dubbel de consonant in de pluralis)
+ Ja, ik geef goudvissen.
- Nee, ik geef geen goudvissen.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij drie........ ? (kus)
Geef jij drie kussen?
(korte vocaal 'u' + 1 consonant 's' : dubbel de consonant in de pluralis)
+ Ja, ik geef drie kussen.
- Nee, ik geef geen drie kussen.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (wc-rol)
Geef jij wc-rollen?
(korte vocaal 'o' + 1 consonant 'l' = dubbel de consonant in de pluralis)
+ Ja, ik geef wc-rollen.
- Nee, ik geef geen wc-rollen.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (roos)
Geef jij rozen?
(lange vocaal 'oo' + 's' = schrijf vocaal 1x + 's' wordt 'z')
+ Ja, ik geef rozen.
- Nee, ik geef geen rozen.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (souvenir uit jouw land)
Geef jij souvenirs uit jouw land? (Frans woord +s)
+ Ja, ik geef souvenirs uit mijn land.
- Ne, ik geef geen souvenirs uit mijn land.
Vul de vraag aan met de pluralis.
Antwoord ook op de vraag:
Geef jij........ ? (huis)
Geef jij huizen? (twee vocalen 'u+i' +s = s wordt z)
+ Ja, ik geef huizen.
- Nee, ik geef geen huizen.