Iets schoonmaken dat heel vies is geworden = ?
Wassen
Met een pen bewegen en letters op papier zetten = ?
schrijven
Bewegen op muziek =?
dansen
Met je hand en een doek iets laten glimmen =?
poetsen
Je kiest om geen snelheid meer te hebben =?
stoppen
Met een apparaat over de vloer bewegen =?
stofzuigen
Letters bekijken en daarmee een verhaal maken =?
lezen
Alle werkwoorden gaan over iets … =?
doen
Met je oren goed waarnemen =?
luisteren
Met je hand snel bewegen tegen iets =?
slaan
Eten klaarmaken in pannen en pannetjes =?
koken
Een vloeistof naar binnen laten glijden =?
drinken
In het water bewegen zodat je vooruitkomt =?
zwemmen
Iets meenemen en naar een andere plek vervoeren =?
brengen
Met je arm bewegen zodat iets gaat vliegen =?
gooien
Haren van je gezicht weghalen =?
zich scheren
Met je ogen waarnemen =?
kijken
Snel lopen = ?
rennen
Ander woord voor ‘repareren’ =?
maken
De zwaartekracht zorgt ervoor =?
vallen
Zorgen dat iets weer werkt dat kapot was =?
repareren
Met een klein apparaatje communiceren met je stem =?
bellen
Een tijdje lekker lopen voor je plezier =?
wandelen
Iets met je handen omvatten en bij je nemen=?
pakken
Met een hupje omhoog en omlaag bewegen =?
springen