Family matters
Around the house
Grammar
Linking words
Twins
100

Noem het Engelse woord voor de kinderen van je oom en tante

cousins 

100

Vertaal vloerkleed

carpet/rug
100

Gebruik de present simple: Ik ga naar school met de bus

I go to school by bus

100

Noem 3 linking words voor 'toevoegen' (en, ook)

and, as well as, in addition, also

100

Vertaal 'vluchtelingen'

refugees

200

Noem het verzamelwoord voor broers en zussen samen

siblings

200

Vertaal 'bestek' 

cutlery

200

Gebruik de present simple: Bob zwemt iedere zaterdag

Bob swims every Saturday.

200

Noem 1 linking word voor een tegenstelling (echter, hoewel, desalniettemin)

however, although, despite, nevertheless

200

Vertaal 'tijdelijk'

temporary

300
Noem beide Engelse namen voor de kinderen van je broer of zus

niece and nephew

300

Vertaal 'rijtjeshuis'

terraced house/row house

300

Gebruik de present simple: Mijn broer kijkt iedere avond tv.

My brother watches tv every night.
300

Noem 1 linking word voor 'voorbeelden' (geen for example)

for instance, such as

300

Vertaal 'superstition' 

bijgeloof

400

Vertaal 'schoonmoeder'

mother in law

400

Vertaal 'zolder' 

attic

400

Gebruik de present simple (ontkenning): Mijn zus houdt niet van spaghetti

My sister doesn't like spaghetti.

400

Noem 2 linking words voor 'tijdens'

during, while, in the meantime

400

Vertaal 'ancestors'

voorouders

500

Vertaal pleegbroertje

foster brother

500
Vertaal 'twee-onder-één-kap'

semi-detached

500

Gebruik de present simple (vraag): Lees jij boeken?

Do you read books? 

500

Noem 2 linking words voor 'oorzaak/reden' (geen because)

therefore, so, due to, as a result of

500

Vertaal 'weeshuis'

orphanage