Maak de zin af
De groenten / het fruit
Overige producten
Kleuren
Tegenstellingen (=opposites)
100

De verkoper: Fijne dag!
De klant: Hetzelfde, tot ______ !

ziens

100

Dit is een _________ .

een banaan

100

Noem 3 producten die je bij de bakker kunt kopen.

bijvoorbeeld: bruin brood, volkorenbrood, tijgerbrood, maïsbrood, taart, cake, afbakbroodjes

100

Welke kleur is dit?

rood

100

Wat is het tegenovergestelde van "groot" ?

klein

200

De verkoper: Wie kan ik _______ ?

helpen

200

Wat is dit voor soort groente?

een bloemkool

200

Hoe heten deze broodjes?

bolletjes

200

Noem twee kleuren die je ziet.

bijvoorbeeld: bruin, zwart, groen, wit

200

Wat is het tegenovergestelde van "gezond" ?

ongezond

300

De ijsjes zijn 1+1 gratis, ze zijn in de ___________

aanbieding

300

Dit is een tros _______ .

druiven

300

In de supermarkt: bij welke afdeling liggen de diepvriespizza's?

bij de diepvriesafdeling

300

Noem 4 kleuren die je ziet.

bijvoorbeeld: blauw, oranje, groen, geel, bruin, roze, rood

300

Wat is het tegenovergestelde van "jong" ?

oud

400

De verkoper: Alstublieft, hier zijn twee citroenen en een banaan. Anders nog _______ ?

iets

400

Noem 3 soorten fruitsap.

bijvoorbeeld: sinaasappelsap, appelsap, druivensap, tomatensap, perensap, kersensap

400

Hoe heten non-alcoholische dranken zoals cola, Fanta, Sprite en cassis?

frisdrank

400

Dit is een ________ tasje. (3 kleuren met de juiste spelling.)

Dit is een wit, geel en blauw tasje.

400

Wat is het tegenovergestelde van "lekker" ?

vies

500

De verkoper: Wilt u pinnen of _________ ?

contant betalen

(met cash betalen)

500

Noem 3 groene groenten.

bijvoorbeeld: courgettes, paprika's, sla, broccoli, sperziebonen, pepers, tuinbonen, erwtjes, komkommer, avocado, andijvie, boerenkool, snijbonen, peultjes

500

Noem 4 zuivelproducten.

bijvoorbeeld: melk, yoghurt, kaas, crème fraîche, boter

500

Dit is een __________ theepot.

zilveren

(grijze)

500

Wat is het tegenovergestelde van "nat" ?

droog