la traduction
opposé
trouve le mot à partir de la définiton
crée une phrase descriptive- minimum 5 mots
100

de broek 

le pantalon

100

klein 

groot 

100

Dit is een kledingstuk dat je draagt als het koud is. Het is meestal warm en heeft mouwen.

mouwen = manches 

de jas 

100

t-shirt 

ik draag een wijde t-shirt 

200

een wijde jurk 

une robe large 

200

dik

dun

200

Dit zijn schoenen die je draagt als je gaat wandelen of sporten

de sportschoenen

200

rok 

ze draagt een lange blauwe rok 

300

spleetogen 

yeux bridés 

300

kort (haar)

lang (haar)

300

Dit is een kledingstuk dat een meisje draagt op een feest. Het is mooi en kan lang of kort zijn.

de jurk 

300

gestreept 

we dragen gestreepte broeken

400

de gatenlaarzen 

des bottes trouées

400

krulhaar 

sluikhaar

400

Dit is een kledingstuk dat je om je middel draagt. Het houdt je broek op en is vaak van leer of stof.

de riem

400

halflang

ik heb halflang blond haar

500

uitpulende ogen 

des yeux saillants /des yeux globuleux / des yeux grands

500

spleetogen 

uitpulende ogen

500

Dit is een kledingstuk dat je op je hoofd draagt. Het houdt je hoofd warm als het koud is. Mensen dragen het vaak in de winter.

 de muts 

500

de halsketting

ze heeft een mooie halsketting