Wijs de persoonsvormen aan in de zinnen.
Boven zijn de slaapkamers, de zolder en de badkamer.
Ik koop mijn brood altijd bij de bakker en niet bij de supermarkt.
zijn
koopKies de juiste woorden.
kan
wil
Wijs het subject en object aan in de zin.
Op de bus heb ik het pak van de president aan.subject - ik
object - het pak (van de president)Wat hoort bij elkaar?
mooi - mooist
groot - grootst
lang - langstveel - meest
goed - best
Kies het juiste woord.
hem
hem
Wijs het subject aan in de zinnen:
In mijn werkkamer kan ik rustig werken.
Vandaag rijdt de bus niet naar het station.
ik
de bus
Kies de juiste woorden:
Ik ___ vanavond nog erg veel doen. a) moet
Je ___ hier geen mixtapes verkopen. b) mag
Ik moet
Je magIs het onderstreepte voornaamwoord een subject, object of possessief pronomen?
Wat zegt hij? Ik kan hem niet horen,
subject/object
Wat hoort bij elkaar?
goed - beter
mooi - mooier
veel - meer
klein - kleinerKies het juiste woord.
Hij
hetKies de juiste woorden:
hebben wij
bekijk ik
Zeg het woord in de goede vorm.
Hans ___(kunnen) niet meekomen. Hij is allergisch voor clowns.
Jullie ___(willen) Sinterklaas niet spreken???
kan
willen
Is het onderstreepte voornaamwoord een subject, object of possessief pronomen?
Mijn zus heet Jezebel. Ik help haar om haar boodschappen to doen.
object/possessief
Kies het juiste woord.
Zeg het pronomen personle in de juiste vorm.
Ik heb een nieuwe spijkerbroek gekocht. Vind je ____ mooi? ____is niet duur.
hem / hij
Zet de zin in de juiste volgorde. BEGIN NIET MET HET SUBJECT!!!!!!!!!!
In dit huis delen de studenten een keuken en een douche.
Wie ___(willen) iets drinken?
Mevrouw, u ___(mogen) daar niet zitten
wil
mag
Zeg het volgende in het Nederlands
Ma'am, may I ask you something?
Mevrouw, mag ik u iets vragen?
Zeg het woord in de goede vorm.
liefst
Zeg het pronomen personale in de juiste vorm.
Mijn computer kan ik niet gebruiken, want ___ is stuk. Ik breng ___ morgen naar de winkel.
hij / hem
Zeg het volgende in het Nederlands. BEGIN NIET MET HET SUBJECT!!!!!!!! ERNSTIG!!!
Tomorrow, I want to call my mother
Morgen wil ik mijn moeder bellen.
Zeg het volgende in het Nederlands
I'm sorry. I am not allowed to play Call of Duty this evening. My father wants to dance with the neighbors.
Het spijt me. Ik mag Call of Duty vanavond niet spelen...
Zeg het volgende in het Nederlands
Where are your brothers? I can't find them!
Waar zijn je broers? Ik kan ze niet vinden!
Zeg het volgende in het Nederlands:
I think all flowers are pretty, but I think tulips are the prettiest
(de tulp)
Ik vind alle bloemen mooi, maar tulpen vind ik het mooist.
Zeg het volgende in het Nederlands:
I can't find the phonebook. Where is it? I saw in yesterday on the table.
Ik kan het telefoonboek niet vinden. Waar ligt het? I heb het gisteren op de tafel zien liggen.