het lichaam
het hoofd
de ziekte
de zintuigen
100
het lichaam
le corps
100
de mond
la bouche
100
de chirurg
le chirurgien
100
lopen
marcher
200
het hart
le coeur
200
het oor
l'oreille
200
de ziekte
la maladie
200
horen
écouter
300
de voet
le pied
300
het oog
l'oeil
300
de fractuur
la fracture
300
zien
voir
400
de hand
la main
400
het hoofd
la tête
400
het medicijn
le médicament
400
voelen
sentir
500
de spier
le muscle
500
de wenkbrauw
le sourcil
500
de verpleegster
l'infirmière
500
bewegen
bouger