Kolom 1
Kolom 2
Kolom 3
Kolom 4
Kolom 5
100

een douche nemen

Heb je gisteren een douche genomen?

Ja, ik heb gisteren een douche genomen.

Nee, ik heb gisteren geen douche genomen.

100

boodschappen doen

Heb je gisteren boodschappen gedaan?

Ja, ik heb gisteren boodschappen gedaan.

Nee, ik heb gisteren geen boodschappen gedaan.

100

een liedje zingen

Heb je gisteren een liedje gezongen?

Ja, ik heb gisteren een liedje gezongen.

Nee, ik heb gisteren geen liedje gezongen.

100

naar de cinema gaan

Ben jij gisteren naar de cinema gegaan?

Ja, ik ben gisteren naar de cinema gegaan.

Nee, ik ben gisteren niet naar de cinema gegaan.

100

chocolade eten

Heb jij gisteren chocolade gegeten?

Ja, ik heb gisteren chocolade gegeten.

Nee, ik heb gisteren geen chocolade gegeten.

200

een museum bezoeken

Heb jij gisteren een museum bezocht?

Ja, ik heb gisteren een museum bezocht.

Nee, ik heb gisteren geen museum bezocht.

200

de ramen wassen

Heb jij gisteren de ramen gewassen?

Ja, ik heb gisteren de ramen gewassen.

Nee, ik heb gisteren de ramen niet gewassen.

200

een taart bakken

Heb je gisteren een taart gebakken?

Ja, ik heb gisteren een taart gebakken.

Nee, ik heb gisteren geen taart gebakken.

200

thuis blijven

Ben jij gisteren thuis gebleven?

Ja, ik ben gisteren thuis gebleven.

Nee, ik ben gisteren niet thuis gebleven.

200

voor 7 uur opstaan

Ben jij gisteren voor 7 uur opgestaan?

Ja, ik ben gisteren voor 7 uur opgestaan.

Nee, ik ben gisteren niet voor 7 uur opgestaan.

300

met de auto rijden

Heb jij gisteren met de auto gereden?

Ja, ik heb gisteren met de auto gereden.

Nee, ik heb gisteren niet met de auto gereden.

300

de borden afwassen

Heb je gisteren de borden afgewassen?

Ja, ik heb gisteren de borden afgewassen.

Nee, ik heb gisteren de borden niet afgewassen.

300

een marathon lopen

Heb jij gisteren een marathon gelopen?

Ja, ik heb gisteren een marathon gelopen.

Nee, ik heb gisteren geen marathon gelopen.

300

een t-shirt dragen

Heb jij gisteren een t-shirt gedragen?

Ja, ik heb gisteren een t-shirt gedragen.

Nee, ik heb gisteren geen t-shirt gedragen.

300

een sms verzenden

Heb jij gisteren een sms verzonden?

Ja, ik heb gisteren een sms verzonden.

Nee, ik heb gisteren geen sms verzonden.

400

de planten water geven

Heb jij gisteren de planten water gegeven?

Ja, ik heb gisteren de planten water gegeven.

Nee, ik heb gisteren de planten geen water gegeven.

400

je gsm opladen

Heb jij gisteren je gsm opgeladen?

Ja, ik heb mijn gsm opgeladen.

Nee, ik heb mijn gsm niet opgeladen.

400

in het Nederlands schrijven

Heb jij gisteren in het Nederlands geschreven?

Ja, ik heb gisteren in het Nederlands geschreven.

Nee, ik heb gisteren niet in het Nederlands geschreven.

400

koffie drinken

Heb jij gisteren koffie gedronken?

Ja, ik heb gisteren koffie gedronken.

Nee, ik heb gisteren geen koffie gedronken.

400

een cadeautje krijgen

Heb je gisteren een cadeautje gekregen?

Ja, ik heb een cadeautje gekregen.

Nee, ik heb geen cadeautje gekregen.

500

zwemmen

Heb jij gisteren gezwommen?

Ja, ik heb gisteren gezwommen.

Nee, ik heb gisteren niet gezwommen.

500

een bord breken

Heb jij gisteren een bord gebroken?

Ja, ik heb gisteren een bord gebroken.

Nee, ik heb gisteren geen bord gebroken.

500

nieuwe kleren kopen

Heb jij gisteren nieuwe kleren gekocht?

Ja, ik heb gisteren nieuwe kleren gekocht.

Nee, ik heb gisteren geen nieuwe kleren gekocht.

500

naar een serie kijken

Heb jij gisteren naar een serie gekeken?

Ja, ik heb gisteren naar serie gekeken

Nee, ik heb gisteren niet naar een serie gekeken.

500

een boek lezen

Heb jij gisteren een boek gelezen?

Ja, ik heb gisteren een boek gelezen.

Nee, ik heb gisteren geen boek gelezen.