grammar unit 1&2 havo 3

present perfect vs. present perfect continuous / the passive

100

In welke tijd staat de volgende zin, present perfect of present perfect continuous?

I have seen that man before.

present perfect

200

waar of niet waar:

Bij de passive (lijdende vorm) ligt de nadruk op wíe iets gedaan heeft in plaats van wát er gebeurt.

niet waar, nadruk ligt op wat er is gebeurd.

300

Vertaal naar het Engels, gebruik de pp of de ppc.

Josh heeft nog nooit in zijn leven piano gespeeld.

Josh has never played the piano in his life.

400

Vertaal naar het Engels, gebruik de passive.

Mijn ouders zijn tijdens hun vakantie beroofd (to rob).

My parents were robbed during their holiday.

500

Vertaal de zin naar het Engels, gebruik de pp of de ppc.

Onze kat raakt steeds in de problemen.

Our cat has been getting into (all kinds of) trouble.

past simple vs. past continuous / comparisons

100

wat is de vergrotende trap van het werkwoord: powerful

more powerful

200

Waaraan kun je zien dat de volgende zin in de past simple moet staan?

I saw a great film last night.

last night = signaalwoord past simple

300

Vertaal naar het Engels:

Dit toneelstuk is niet zo goed als het vorige.

This play is not as good as the last/previous one.

400

Maak de zin compleet, gebruik de past simple en de past continuous.

It .... (to start) raining while we ... (to wait) in line at the cinema.

It started raining while we were waiting in line at the cinema.

500

Vertaal naar het Engels:

Dit is mijn minst favoriete number op het album.

This was my/the least favourite track on the album.

relative pronouns / past simple vs. past perfect

100

Kies de ontbrekende relative pronoun:

This is the girl ...... helped me with my homework.

who

that

200

voltooid deelwoord van: to fly

flown (had flown = past perfect)

300

Kies de juiste relative pronoun:

The person for ...... he wrote that song is unknown.

whom

for = voorzetsel

400

past perfect vs. past simple, maak de volgende zin compleet.

We .... (already + to check) our bags when we ... (to board) the plane.

We had already checked our bags when we boarded the plane.

500

relative pronoun, herschrijf de zin, de betekenis mag niet veranderen:

One of the countries that you need a visa for is the US.

One of the countries for which you need a visa is the US.

possessive 's / ' / of

100

Choose the correct possessive ('s, ', of)

My (dad + car) is outside.

My dad's car is outside.

200

Choose the correct possessive ('s, ', of)

Those (children + parents) are rich.

Those children's parents are rich.

300

Is onderstaande juist of niet juist?

She's going to the hairdresser's today.

juist

hairdressers's = verwijzing naar winkel/bedrijf

400

Vertaal naar het Engels:

De fiets van Tess is gisteren gestolen.

Tess's bike was stolen yesterday.

Tess' bike got stolen yesterday.

Yesterday, Tess's bike was stolen.

500

Vertaal naar het Engels:

Ze scoorden het eerste doelpunt van de wedstrijd.

They scored the first goal of the match/game.

conjunctions

100

Translate the following conjunction:

We left early, so we were on time.

dus

200

Choose a fitting conjunction:

I don't want to go outside, it's raining ...... I'm tired.

and

300

Choose a fitting conjunction:

He was angry ..... I had taken his phone.

because

400

Choose a fitting conjunction:

He cut me off ..... I could finish my sentence.

before

500

Choose a fitting conjunction:

....... his illness, he passed his exams.

despite (ondanks)