Hoe laat is het?
Hoe laat is het?
Hoe laat is het?
Hoe laat is het?
Hoe laat is het?
100


Het is tien over/na tien.

100


Het is vijf uur.

100


Het is vijf voor één. 

100


Het is drie uur. 

100


Het is tien over/na tien. 

200


Het is twaalf uur. 

200


Het is kwart over/na acht. 

200


Het is tien voor drie. 

200


Het is tien voor twee.

200


Het is vijf voor twaalf. 

300


Het is kwart voor één. 

300


Het is twintig voor twaalf.

Het is tien over/na half twaalf.

300


Het is kwart voor acht. 

300


Het is kwart over/na één.

300


Het is twintig over/na zeven. 

Het is tien voor half acht. 

400


Het is vijfentwintig voor zes.

Het is vijf over/na half zes. 

400


Het is half twee.

400


Het is zeven voor drie. 

400


Het is half negen.

400


Het is half vijf.

500


Het is half zeven. 

500


Het is vijfentwintig voor drie. 

Het is vijf over/na half drie. 

500


Het is vijfentwintig over/na elf. 

Het is vijf voor half twaalf.

500


Het is twintig voor twee. 

Het is tien over/na half twee. 

500


Het is vijfentwintig voor acht. 

Het is vijf over/na half acht.