Ze praat niet graag over zichzelf. Ze is...
gesloten.
Ze maakt gemakkelijk contact met andere mensen. Ze praat graag over zichzelf. Ze is ...
open
Ze houdt niet van chaos. Ze kan goed organiseren. Ze is...
georganiseerd
Hij is trots op zijn land. Hij is ...
chauvinistisch.
Hij is niet vrolijk. Hij is serieus. Hij is ...
ernstig
Hij werkt veel. Hij is een ... werker.
Hij is een harde werker.
intelligent.
Ze geeft niet graag geld uit. Ze is...
gierig
Zij helpt graag andere mensen. Ze is...
behulpzaam
Hij is niet slim. Hij is ...
dom.
Hij kan niet goed organiseren. Hij is ...
chaotisch
Ze zegt altijd goedendag als ze iemand ziet. Ze is ...
vriendelijk.
Zij heeft veel originele ideeën. Zij is...
creatief.
Ze komt altijd op tijd. Ze is ...
stipt
Ze heeft goede manieren. Ze volgt de regels van de etiquette. Ze is ...
beleefd