Around the house
Going to work
Going on holiday
Going shopping
Going on a date
100

eetkamer

dining room

100

bedrijf

company/firm

100
reizen

travel

100

sjaal

scarf

100

Dat ben ik niet met je eens

I disagree/I don't agree

200

kledingkast

closet/wardrobe

200

verantwoordelijk

responsible

200

vertraging

delay

200

roltrap

escalator

200

Hoe vraag je of iemand hobby's heeft?

Do you have any hobbies? 

300

boekenplank

book shelf
300

uitdagend

challenging

300

destination

bestemming

300

verleden tijd van 'to buy'

bought

300

bestek (verzamelnaam of vork, mes en lepel afzonderlijk benoemd)

cutlery (fork, knife and spoon)

400

zolder

attic

400

nietmachine

stapler

400

vertrek

departure

400

zelfverzekerd

confident

400

ik zit op tennis

I play tennis/I practise tennis

500

twee-onder-een-kap woning

semi-detached house

500

stage

internship

500

going abroad

naar het buitenland gaan

500

bloemenwinkel

florist

500

Hoe zeg je in het Engels: Ik doe de opleiding voor facilitaire dienstverlening/helpende zorg en welzijn/verkoper/medewerker administratie

I study/follow the education for... facility service, helping care and welfare, retail, office assistant