Hebben we nog brood? Nee, ...
Nee, we hebben geen brood meer.
Hebben we nog koffie? Nee, ...
Nee, we hebben geen koffie meer.
Hebben we nog tijd? Nee, ...
Nee, we hebben geen tijd meer.
Hebben we nog geld? Nee, ...
Nee, we hebben geen geld meer.
Hebben we nog groenten? Ja ...
Ja, we hebben nog groenten.
Wil jij nog een koekje? Nee, ...
Nee, ik wil geen koekje meer.
Wil hij nog suiker in zijn koffie? Nee, ...
Nee, hij wil geen suiker meer (in zijn koffie).
Wil zij nog extra thee? Nee, ...
Nee, zij wil geen extra thee meer.
Willen jullie nog een drankje? Nee, ...
Nee, wij willen geen drankje meer.
Willen zij nog iets eten? Ja, ...
Ja, zij willen nog iets eten.
Ben jij nog ziek? Nee, ...
Nee, ik ben niet meer ziek.
Is zij nog moe? Nee, ...
Nee, zij is niet meer mee.
Zijn jullie nog verkouden? Nee, ...
Nee, wij zijn niet meer verkouden.
Wonen zij nog in Belgiƫ? Ja, ...
Ja, zij wonen nog in Belgiƫ.
Wonen zij nog in Frankrijk? Nee,
Nee, zij wonen niet meer in Frankrijk.
Krijg ik nog een glas water? Nee, ...
Nee, jij krijgt geen glas water meer.
Eten jullie nog een hamburger? Nee, ...
Nee, wij eten geen hamburger meer.
Gaan zij nog met de fiets naar school? Nee, ...
Nee, zij gaan niet meer met de fiets naar school.
Zijn jullie nog vrienden? Ja, ...
Ja, wij zijn nog vrienden.
Zijn jullie nog getrouwd? Nee, ...
Nee, wij zijn niet meer getrouwd.
Eten jullie nog een stukje taart? Nee, ...
Nee, wij eten geen (stukje) taart meer.
Spreken jullie nog af aan het station? Nee, ...
Nee, wij spreken niet meer af aan het station.
Is de winkel nog open? Nee, ...
Nee, de winkel is niet meer open.
Er is er nog tijd? Ja, ...
Ja, er is nog tijd.
Is er nog tijd? Nee, ...
Nee, er is geen tijd meer.