Kolom 1
Kolom 2
Kolom 3
Kolom 4
100

een boek lezen

Heb je gisteren een boek gelezen?

Ja, ik heb gisteren een boek gelezen.

Nee, ik heb gisteren geen boek gelezen.

100

lopen

Heb je gisteren gelopen?

Ja, ik heb gisteren gelopen.

Nee, ik heb gisteren niet gelopen.

100

taart bakken

Heb je gisteren taart gebakken?

Ja, ik heb taart gebakken.

Nee, ik heb geen taart gebakken.

100

nieuwe kleren kopen

Heb je gisteren nieuwe kleren gekocht?

Ja, ik heb gisteren nieuwe kleren gekocht.

Nee, ik heb gisteren geen nieuwe kleren gekocht.

200

poetsen

Heb je gisteren gepoetst?

Ja, ik heb gisteren gepoetst.

Nee, ik heb gisteren niet gepoetst.

200

afwassen

Heb je gisteren afgewassen?

Ja, ik heb gisteren afgewassen.

Nee, ik heb gisteren niet afgewassen.

200

tv kijken

Heb je gisteren naar tv gekeken?

Ja, ik heb gisteren naar tv gekeken.

Nee, ik heb gisteren niet naar tv gekeken.

200

telefoneren

Heb je gisteren getelefoneerd?

Ja, ik heb gisteren getelefoneerd.

Nee, ik heb gisteren niet getelefoneerd.

300

koken

Heb je gisteren gekookt?

Ja, ik heb gisteren gekookt.

Nee, ik heb gisteren niet gekookt.

300
de kleren wassen
Heb je gisteren de kleren gewassen?

Ja, ik heb gisteren de kleren gewassen.

Nee, ik heb gisteren de kleren niet gewassen.

300

tuinieren

Heb je gisteren getuinierd?

Ja, ik heb gisteren getuinierd.

Nee, ik heb gisteren niet getuinierd.

300

op restaurant gaan

Ben je gisteren op restaurant gegaan?

Ja, ik ben gisteren op restaurant gegaan.

Nee, ik ben gisteren niet op restaurant gegaan.

400

boodschappen doen

Heb je gisteren boodschappen gedaan?

Ja, ik heb gisteren boodschappen gedaan.

Nee, ik heb gisteren geen boodschappen gedaan.

400

een douche nemen

Heb je gisteren een douche genomen?

Ja, ik heb gisteren een douche genomen.

Nee, ik heb gisteren geen douche genomen.

400

de bus nemen

Heb je gisteren de bus genomen?

Ja, ik heb gisteren de bus genomen.

Nee, ik heb gisteren de bus niet genomen.

400

water drinken

Heb je gisteren water gedronken?

Ja, ik heb gisteren water gedronken.

Nee, ik heb gisteren geen water gedronken.

500

 studeren

Heb je gisteren gestudeerd?

Ja, ik heb gestudeerd.

Nee, ik heb niet gestudeerd.

500

chocolade eten

Heb je gisteren chocolade gegeten?

Ja, ik heb gisteren chocolade gegeten.

Nee, ik heb gisteren geen chocolade gegeten.

500

op café gaan

Ben je gisteren op café gegaan?

Ja, ik ben gisteren op café gegaan.

Nee, ik ben gisteren niet op café gegaan.

500

een e-mail sturen

Heb je gisteren een e-mail gestuurd?

Ja, ik heb gisteren een e-mail gestuurd.

Nee, ik heb gisteren geen e-mail gestuurd.