Persoonsvorm T.T.
Persoonsvorm V.T.
Leestekens
Meervoud
Dicteewoorden
100

Vervoeg het werkwoord:

Mijn opa (vertellen) over zijn werk als politiecommissaris.

Mijn opa VERTELT over zijn werk als politiecommissaris. 


(ik-vorm + t)

100

Wat is het verschil tussen sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden?

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank: lopen - liepen, zingen - zongen.

Zwakke werkwoorden krijgen -de(n) of -te(n) in de verleden tijd. Om deze werkwoorden te vervoegen, gebruik je 'T KoFSCHiP X

100

Geef een voorbeeld van een opsomming waarbij je komma's gebruikt.

VB) We aten chips, chocolade en ijs.

100

Zet de volgende woorden in het meervoud:

Pizza 

Oma 

Paraplu 

Display

Pizza's 

Oma's

Paraplu's

Displays
100

Schrijf de woorden die je hoort.

Onmiddellijk

Applaudisseren 

Verrassing

200

Wat is het verschil tussen de IK-VORM en de STAM?

De stam is het hele werkwoord min -en. Om de ik-vorm te krijgen, moet je de stam soms een beetje aanpassen. 

VB) verven: stam = verv, ik=vorm is verf
200

Leg uit hoe je 'T KOFSCHIP X gebruikt.

1. Kijk naar de STAM van het werkwoord (niet de ik-vorm)

2. Kijk of de LAATSTE LETTER van de stam in 'T KOFSCHIP X staat. 

3. Ja? Ik-vorm + te(n)

   Nee? Ik-vorm + de(n)

200

In welke gevallen (naast de opsomming) gebruik je nog meer een komma? 

Noem er één.

- In een samengestelde zin tussen 2 persoonsvormen: Als je veel oefent, word je een betere speller. 

- Tussen bijvoeglijke naamwoorden: een grote, mooie, rode ballon.

200

Zet de volgende woorden in het meervoud:

Museum

Politicus

Datum

Musea of museums

Politici

Data of datums

200

Schrijf de woorden die je hoort correct op.

Acclimatiseren 

Perfectionisme

Pontificaal

300

Vervoeg de werkwoorden:

Een hond (worden) niet vals als je hem goed (behandelen).

Een hond WORDT niet vals als je hem goed BEHANDELT.

300

Vervoeg de werkwoorden (pv v.t.):

Joost (beantwoorden) de quizvraag en (scoren) een punt.

Joost BEANTWOORDDE de quizvraag en SCOORDE een punt.

300

Plaats de aanhalingstekens op de goede plek:

De leraar zei: Pak allemaal je mobieltje en ga naar Kahoot.

De leraar zei: 'Pak allemaal je mobieltje en ga naar Kahoot.'

300

Leg uit waarom MELODIEËN een extra -e krijgt en BACTERIËN niet. 

Bij MELODIE ligt de klemtoon op de laatste lettergreep en bij BACTERIE niet (daar ligt de klemtoon namelijk op -te, de 2e lettergreep). 

De regel is dat als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt (dus op -ie), er een extra -e bij komt. Ligt de klemtoon niet op die laatste lettergreep, dan komt er geen extra -e bij en dan komt de trema op de -e die er al staat.

300

Schrijf de woorden die je hoort correct op.

Reëel

Volière

Déjà vu