Wat is uw telefoonnummer?
(Schrijf de getallen uit uit, bijv. nul, één, ...)
nul één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien
200
Begin bij het NS Station. Loop naar links en neem dan de eerste straat rechts. Steek het Emmaplein over en sla dan rechtsaf. In welke straat bent u nu?
In de Ged. Zuiderdiep.
300
Het gaat uitstekend met me.
Hoe gaat het met je / jou / u?
300
Ik studeer wiskunde.
Wat studeert u / studeer je/jij?
300
Welke kleuren heeft de vlag van Nederland?
Rood - wit - blauw.
300
Welke kleuren heeft de vlag van Belgie?
zwart - geel - rood
300
Begin bij het Hereplein. Loop de Herestraat in. Steek de Gedempte Zuiderdiep over. Loop rechtdoor tot aan het plein. Sla rechtsaf. Wat bevindt zich aan uw rechterkant?
de kroeg
400
Het postkantoor is naast de supermarkt in de Oosterstraat.
Waar is het postkantoor?
400
Aangenaam! En ik heet Marijke.
Mag ik me even voorstellen? Ik heet Sander.
400
Gaat u met de auto naar de stad?
Nee, ...
Nee, ik ga niet met de auto naar de stad.
400
Bent u hier bekend?
Nee, ...
Nee, ik ben hier niet bekend.
400
Begin bij het A-Kerkhof. Steek de Vismarkt over. Vóór het stadhuis sla je linksaf. Neem de tweede straat links. Wat is het gebouw aan de linkerkant?
De universiteitsbibliotheek (UB).
500
Loop rechtdoor, steek het Emmaplein over en neem dan de tweede straat links. De kaaswinkel is aan de rechterkant.
Pardon, hoe vind ik de kaaswinkel? / Hoe kom ik naar de kaaswinkel? / Ik zoek de kaaswinkel, weet u waar die is? /...
500
Je kunt lopen, maar dat duur ongeveer een kwartier. Met de fiets duurt het maar vijf minuten.
Zullen we lopen of met de fiets gaan?
500
Heb je kinderen?
Nee, ...
Nee, ik heb geen kinderen.
500
Hebt u een tas bij u?
Nee, ...
Nee, ik heb geen tas bij me.
500
Begin bij het ziekenhuis. Loop in de richting van de Martinitoren. Loop de brug over en sla dan meteen linksaf. Neem de eerste straat rechts en dan de eerste straat links. In welke straat ben je en wat bevindt zich aan je linkerkant?
in de Peperstraat: daar is een pizzeria en een disco