Ben jij getrouwd?
Nee, ik ben niet getrouwd.
('niet' na verbum 1)
om / opstaan / ik / 7 uur
Ik sta om 7 uur op
ontbijten / hij / elke dag / in de keuken.
Hij ontbijt elke dag in de keuken.
Ik slaap om 22 uur.
Om 22 uur slaap ik.
dansen / ik +
Ik dans graag.
Heb jij huisdieren?
Nee, ik heb geen huisdieren.
(huisdieren = substantief zonder artikel > geen)
de / afwassen / hij / borden.
Hij wast de borden af.
drinken / hij / thee / 's morgens / met suiker.
Hij drinkt 's morgens thee met suiker.
Zhara gaat naar de les van 13:00 tot 16:00 uur.
Van 13:00 tot 16:00 uur gaat Zhara naar de les.
strijken / niet / ik / graag / .
Ik strijk niet graag.
Sport jij graag?
Nee, ik sport niet graag.
('niet' voor 'graag')
thuiskomen / hij / laat /
Hij komt laat thuis.
Slapen / hij / gaan / om 23 uur.
Hij gaat om 23 uur slapen.
Zij begint om 18:15 uur te koken.
Om 18:15 begint zij te koken.
? Yazmine - graag - in - werken - de tuin
Werkt Yazmine graag in de tuin?
Heb jij een laptop?
Nee, ik heb geen laptop.
(een > geen)
de / vrijdagavond / uitgaan / elke / wij / in / discotheek.
Wij gaan elke vrijdagavond in de discotheek uit.
op zondag / in de tuin / relaxen / ik /
Ik relax op zondag in de tuin.
Zij luistert naar het nieuws op de radio om 19 uur.
Om 19 uur luistert zij naar het nieuws op de radio.
. / muziek / Zij / naar / luisteren / graag
Zij luisteren graag naar muziek.
Kook jij elke dag?
Nee, ik kook niet elke dag.
(niet voor frequentie 'elke dag')
de / niet / afdrogen / hij / graag / borden .
Hij droogt niet graag de borden af.
het huishouden doen / op zondag / ik.
Ik doe op zondag het huishouden.
Zij kijkt naar een serie op haar computer na het nieuws.
Na het nieuws kijkt zij naar een serie op haar computer.
niet / met / naar / gaan / Jean / de trein / graag / Brussel .
Jean gaat niet graag naar Brussel.