Week 1
Week 1
Week 1
Week 1
100

Straatarm

Heel erg arm

100

Vermogend

Erg rijk.

100

Afwijzend

Ergens negatief tegenover staan.

100
Welwillend

Ergens positief tegenover staan.

200

De geul

Een smalle langwerpige uitholling waar water door stroomt.

200

De makreel

Een zoutwatervis.

200

De algen

Planten met stengels en sprieten die in het water groeien.

200

Dubieus

Iets waarvan je denkt dat het niet goed is of niet klopt.

300

Het bedrog

Iets dat met opzet vals of oneerlijk is.

300

De kick

Een prettig, opwindend gevoel.

300

Aan de aandacht ontsnappen

Als je iets niet hoort of ziet.

300

Ergens de dupe van zijn

Ergens het slachtoffer van zijn.

400

Het transportbedrijf

Een bedrijf dat goederen vervoert.

400

De vrijwilliger

Iemand die werk doet zonder ervoor betaald te krijgen.

400

De wenkbrauwen fronsen

De wenkbrauwen optrekken als je nadenkt of verbaasd bent.

400

Zelfde-klankwoorden

Een werkwoord dat in de verleden tijd dezelfde klank heeft als in de tegenwoordige tijd.