Lezen
Woorden
Spelling
Grammatica woordsoorten
Grammatica zinsdelen
100

Bedenk een mening en een feit over de toetsweek

Bijv. 

Mening: 'Ik vind de toetsweek erg spannend'

Feit: 'De toetsweek begint op donderdag 14 december'

100

Noem een synoniem van 'eten'

Bikken, bunkeren, dineren, kanen, nuttigen, nassen, oppeuzelen, schransen, tafelen, vreten, verorberen

100

Vul in 'ei' of 'ij':

n__ging

verw__ten

font__n


neiging

verwijten

fontein

100

Bedenk een bijvoeglijk naamwoord bij 'toets'

Bijvoorbeeld 'de moeilijke toets'

100

Hoort de persoonsvorm ook bij het werkwoordelijk gezegde?

Ja

200

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'echter'?

Tegenstellend tekstverband

200

Noem een synoniem van 'leerling'

Student of scholier
200

Noem een voorbeeld van een sterk werkwoord

Bijv. kopen, lijden, zenden, zullen, gaan

200

Met welke 3 trucjes kun je controleren of iets een zelfstandig naamwoord is? 

1. Zet er een lidwoord voor

2. Maak er meervoud van 

3. Maak er een verkleinwoord van 

200

Met welk trucje vind je het lijdend voorwerp?

Wie/wat + gezegde + onderwerp

300

Noem 3 signaalwoorden van het opsommend verband. 

Ten eerste, ook, tevens, om te beginnen, verder, bovendien, daarnaast, niet alleen ... maar ook, zowel ... als, ten slotte

300

Wat is de betekenis van 'desastreus'?

Rampzalig

300

Hoe schrijf je het meervoud van 'baby'?

Baby's

300

Hoeveel voorzetsels staan er in deze zin:

Tijdens wiskunde keek ik op mijn telefoon of de docent het huiswerk van Nederlands al op Magister had gezet. 

4 (tijdens, op, van, op)

300

Benoem het volledige stappenplan van zinsontleding 

1. Persoonsvorm

2. Zinsdeelstrepen

3. Werkwoordelijk gezegde 

4. Onderwerp

5. Lijdend voorwerp

400

Wat zijn de drie stappen van de moeilijkewoordenwijzer?

1. Afvragen of het woord wel belangrijk is

2. De betekenis proberen af te leiden uit de context

3. Het woord opzoeken 

400

Wat is de betekenis van 'het immuunsysteem'?

Het afweersysteem van het lichaam tegen ziektes

400

Hoe schrijf je het meervoud van 'neusspray'?

Neussprays
400

Welke 2 trucjes kun je gebruiken om te controleren of iets een voorzetsel is? 

1. Je plaatst het voor 'de kooi', bijv. op de kooi, in de kooi, achter de kooi etc. 

2. Je plaatst het voor 'het feest', bijv. voor het feest, na het feest, tijdens het feest etc. 

400

Welke twee zaken horen bij de werkwoordelijke rest, terwijl ze zelf geen werkwoord zijn?

Het splitsbaar deel van het werkwoord (bijv. 'uit' in 'hij slaapt uit') 

'te' of 'aan het' voor het hele werkwoord

500

Noem 3 manieren waarop je de betekenis van een woord kunt afleiden uit de context. 

* Kijken of er een omschrijving gegeven wordt 

* Kijken of er een voorbeeld gegeven wordt

* Kijken of er een synoniem genoemd wordt 

* Kijken of er een woord genoemd wordt dat het tegenovergestelde betekent

500
Noem beide betekenissen van 'de concentratie'

1. De gerichte aandacht

2. De hoeveelheid van een stof in een andere stof

500

Geef een voorbeeld van een woord dat twee meervoudsvormen heeft. 

Bijv. groente, seconde, gedachte, methode

500

Waarom is 'op' geen voorzetsel in deze zin?

'Jij eet altijd alle koekjes op!'

Omdat het onderdeel van het werkwoord 'opeten' is en dus geen plaats aangeeft. Het staat ook alleen in de zin en een voorzetsel is altijd onderdeel van een groter zinsdeel. 

500

Waarom is 'in de tuin' geen lijdend voorwerp in de zin 'Ruud is in de tuin aan het werken'?

Omdat 'in' een voorzetsel is en een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel