Kijk naar de foto.
Antwoord op de vragen.
Antwoord op de vragen.
Wat doet hij?
Hij zwemt.
Wat doet hij?
Hij kookt.
Wat doet Linde?
Zij fietst.
Wat doet de man?
Hij wast.
Wat doen de meisjes?
Zij voetballen.
Zij spelen voetbal.
Wat doen de mensen?
Zij winkelen.
Wat doen zij?
Zij dansen.
Wat doen de meisjes?
Zij spelen tennis.
Zij tennissen.
Wat doet de jongen?
Hij luistert naar de radio.
Wat doen zij?
Zij gaan op restaurant.
Wat doen de mannen?
Zij gaan op café.
Wat doet de jongen?
Hij kijkt naar tv.
Wat doet Anna?
Zij poetst.
Wat doet de familie Peeters?
Zij wandelen.
Wat doen de vrouwen?
Zij gaan naar de cinema.
Wat doet de vrouw?
Zij strijkt.
Wat doet hij?
Hij stofzuigt.
Wat doet Mark?
Hij doet boodschappen.
Wat doen de kinderen?
Zij lezen de krant.