Cursist B antwoord.
vraag: Heb jij gisteren gestofzuigd?
antwoord: Ja, ik heb gisteren gestofzuigd.
Nee, ik heb gisteren niet gestofzuigd.
vraag: Heb jij gisteren gekookt?
antwoord: Ja, ik heb gisteren gekookt.
Nee, ik heb gisteren niet gekookt.
vraag: Heb jij gisteren gewassen?
antwoord: Ik heb gisteren gewassen.
Ik heb gisteren niet gewassen.
vraag: Heb jij gisteren gedoucht? / Heb jij gisteren een douche genomen?
antwoord: +Ja, ik heb gisteren een douche genomen. / gedoucht.
- Nee, ik heb gisteren geen douche genomen/ niet gedoucht.
(iets online kopen)
de vraag: Heb jij gisteren iets online gekocht?
antwoord: + Ja, ik heb gisteren iets online gekocht.
- Nee, ik heb gisteren niets online gekocht .
(de planten water geven)
vraag: Heb jij de platen water gegeven?
antwoord: + Ja, ik heb de planten water gegeven.
- Nee, ik heb de planten geen water gegeven.
(opruimen)
de vraag: Heb jij gisteren opgeruimd? (separabel!)
antwoord: + Ja, ik heb gisteren opgeruimd.
- Nee, ik heb gisteren niet opgeruimd.
(je bed opmaken)
vraag: Heb jij gisteren je bed opgemaakt? (separabel!)
antwoord: Ja, ik heb gisteren mijn bed opgemaakt.
Nee, ik heb gisteren mijn bed niet opgemaakt.
(op de zetel slapen)
vraag: Heb jij gisteren op de zetel geslapen?
antwoord: + Ja, ik heb gisteren op de zetel geslapen.
- Nee, ik heb gisteren niet op de zetel geslapen.
antwoord: + Ja, ik heb gisteren afgewassen.
- Nee, ik heb gisteren niet afgewassen.