Cursist A vraagt.
Cursist B antwoordt.
Cursist B vraagt.
Cursist A antwoordt.
100

 samen koken?

Heb jij al eens op Valentijn samen gekookt?


+ Ja, ik heb al eens op Valentijn samen gekookt. 

- Nee, ik heb nog nooit op Valentijn samen gekookt.

100

op het strand wandelen?

Heb jij al eens op Valentijn op het strand gewandeld?


+ Ja, ik heb al eens op Valentijn op het strand gewandeld.

- Nee, ik heb nog nooit op Valentijn op het strand gewandeld. 

200

iemand dumpen?

Heb jij al eens iemand op Valentijn gedumpt?


+ Ja, ik heb al eens iemand op Valentijn gedumpt.

- Nee, ik heb nog nooit iemand op Valentijn gedumpt. 

200

 (huilen?)

Heb jij al eens op Valentijn gehuild?


+ Ja, ik heb al eens op Valentijn gehuild. 

- Nee, ik heb nog nooit op Valentijn gehuild. 

300

een romantische film kijken?

Heb je al eens op Valentijn een romantische film gekeken?


+ Ja, ik heb al eens op Valentijn  een romantische film gekeken.

- Nee, ik heb nog nooit op Valentijn een romantische film gekeken. 

300

op restaurant gaan

Ben jij  al eens op Valentijn op restaurant gegaan?


+ Ja, ik ben al eens op Valentijn  op restaurant gegaan.

- Nee, ik ben nog nooit op Valentijn op restaurant gegaan. 

400

een liefdesbrief schrijven?

Heb jij al eens op Valentijn een liefdesbrief geschreven?


+ Ja, ik heb al eens op Valentijn een liefdesbrief geschreven.

- Nee, ik heb nog nooit op Valentijn een liefdesbrief geschreven.

400

bloemen krijgen?

V: Heb jij op Valentijn al eens bloemen gekregen?


A: + Ja, ik heb al eens  op Valentijn bloemen gekregen.

- Nee, ik heb nog nooit op Valentijn bloemen gekregen. 

500

een cadeau kopen?

Heb jij al eens op Valentijn een cadeau gekocht? 


+ Ja, ik heb al eens op Valentijn een cadeau gekocht.

- Nee, ik heb nog nooit op Valentijn een cadeau gekocht. 

500

 in Parijs zijn?

Ben je al eens op Valentijn in Parijs geweest?


+ Ja, ik ben al eens op Valentijn in Parijs geweest.

- Nee, ik ben nog nooit op Valentijn in Parijs geweest.