Wat geef jij aan jouw beste vriend(in)?
Wat geef jij aan jouw beste vriend(in)?
Wat geef jij aan jouw beste vriend(in)?
Wat geef jij aan jouw beste vriend(in)?
100

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (bloem)


Geef jij bloemen? 


+ Ja, ik geef bloemen. 

- Nee, ik geef geen bloemen. 

100

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (boek)


Geef jij boeken? 


+ Ja, ik geef boeken.

- Nee, ik geef geen boeken. 

100

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (plant)


Geef jij planten? 


+ Ja, ik geef planten. 

- Nee, ik geef geen planten. 

100

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (voucher)


Geef jij vouchers? (Engels woord: +s)


+Ja, ik geef vouchers.

Nee, ik geef geen vouchers. 

200

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (praline)

Geef jij pralines?  (woord op -e : +s)


+ Ja, ik geef pralines.

- Nee, ik geef geen pralines. 

200

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (foto)


Geef jij foto's? (woord op o : +s)


+ Ja, ik geef foto's.

- Nee, ik geef geen foto's. 

200

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ? (verjaardagskaartje)   

Geef jij verjaardagskaartje? (woord op e = +s) 


+ Ja, ik geef verjaardagskaartjes.

- Nee, ik geef geen verjaardagskaartjes.

200

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij ..... ? (knuffel) 


Geef jij knuffels? 

(woord op consonant+el : +s)


+ Ja, ik geef knuffels.

- Nee, ik geef geen knuffels.

300

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (fles wijn)


Geef jij flessen wijn? 

(fles : korte vocaal 'e' + 1 consonant 's' = dubbel de consonant in de pluralis)


+ Ja, ik geef flessen wijn.

- Nee, ik geef geen flessen wijn. 

300

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (puppy)


Geef jij puppy's?  (woord op -y : 's)


+ Ja, ik geef puppy's.

- Nee, ik geef geen puppy's. 

300

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (auto)


Geef jij auto's?  (woord op 'o' = 's)


+ Ja, ik geef auto's.

- Nee, ik geef geen auto's. 

300

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (paraplu)


Geef jij paraplu's? (woord op u = + 's)

+ Ja, ik geef paraplu's.

- Nee, ik geef geen paraplu's. 

400

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (juweel)



Geef jij juwelen?
(lange vocaal 'ee' in singularis + 1 consonant 'l' : ik schrijf in de pluralis de vocaal 1x + de consonant 1x)

+ Ja, ik geef juwelen.

- Nee, ik geef geen juwelen. 


400

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (sok)


Geef jij sokken? 

(korte vocaal 'o' + 1 consonant 'k' = dubbel de consonant in het Nederlands)


+ Ja, ik geef sokken.

- Nee, ik geef geen sokken. 

400

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (goudvis)


Geef jij goudvissen? 

(korte vocaal 'i' + 1 consonant 's' = dubbel de consonant in de pluralis)


+ Ja, ik geef goudvissen.

- Nee, ik geef geen goudvissen. 

400

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij drie........ ?  (kus)


Geef jij drie kussen? 

(korte vocaal 'u' + 1 consonant 's' : dubbel de consonant in de pluralis)


+ Ja, ik geef drie kussen. 

- Nee, ik geef geen drie kussen. 

500

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (wc-rol)


Geef jij wc-rollen?

(korte vocaal 'o' + 1 consonant 'l' = dubbel de consonant in de pluralis)


+ Ja, ik geef wc-rollen.

- Nee, ik geef geen wc-rollen. 

500

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (roos)


Geef jij rozen?

(lange vocaal 'oo' + 's' = schrijf vocaal 1x + 's' wordt 'z')


+ Ja, ik geef rozen.

- Nee, ik geef geen rozen.  

500

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (souvenir uit jouw land)


Geef jij souvenirs uit jouw land?  (Frans woord +s)

+ Ja, ik geef souvenirs uit mijn land.

- Ne, ik geef geen souvenirs uit mijn land.

500

Vul de vraag aan met de pluralis.

Antwoord ook op de vraag:

Geef jij........ ?  (huis)

Geef jij huizen? (twee vocalen 'u+i' +s = s wordt z)


+ Ja, ik geef huizen.

- Nee, ik geef geen huizen. 

M
e
n
u