In het huis
Op school
In beweging komen
Goed bezig!
Oeps, er gaat iets mis! of niet?
100

Iets schoonmaken dat heel vies is geworden = ?

Wassen

100

Met een pen bewegen en letters op papier zetten = ?

schrijven

100

Bewegen op muziek =?

dansen

100

Met je hand en een doek iets laten glimmen =?

poetsen

100

Je kiest om geen snelheid meer te hebben =?

stoppen

200

Met een apparaat over de vloer bewegen =?

stofzuigen

200

Letters bekijken en daarmee een verhaal maken =?

lezen

200

Alle werkwoorden gaan over iets … =?

doen

200

Met je oren goed waarnemen =?

luisteren

200

Met je hand snel bewegen tegen iets =?

slaan

300

Eten klaarmaken in pannen en pannetjes =?

koken

300

Een vloeistof naar binnen laten glijden =?

drinken

300

In het water bewegen zodat je vooruitkomt =?

zwemmen

300

Iets meenemen en naar een andere plek vervoeren =?

brengen

300

Met je arm bewegen zodat iets gaat vliegen =?

gooien

400

Haren van je gezicht weghalen =?

zich scheren

400

Met je ogen waarnemen =?

kijken

400

Snel lopen = ?

rennen

400

Ander woord voor ‘repareren’ =?

maken

400

De zwaartekracht zorgt ervoor =?

vallen

500

Zorgen dat iets weer werkt dat kapot was =?

repareren

500

Met een klein apparaatje communiceren met je stem =?

bellen

500

Een tijdje lekker lopen voor je plezier =?

wandelen

500

Iets met je handen omvatten en bij je nemen=?

pakken

500

Met een hupje omhoog en omlaag bewegen =?

springen

M
e
n
u