Kleding 👕
Varia 🎊
Eten 🍽️
Voorbeeld
100

de broek - passen

Ik heb de broek gepast.


100

het huiswerk - maken

Ik heb het huiswerk gemaakt.

100

pasta - koken

Ik heb pasta gekookt.

100

in de tuin - werken

Ik heb in de tuin gewerkt.

200

het kledingstuk - terugsturen

Ik heb het kledingstuk teruggestuurd.

200

mijn kamer - opruimen

Ik heb mijn kamer opgeruimd.

200

spaghetti - klaarmaken

Ik heb spaghetti klaargemaakt.

300

een trui - dragen

Ik heb een trui gedragen.

300

mijn grootouders - sterven

Mijn grootouders zijn gestorven.

300

frietjes - eten

Ik heb frietjes gegeten.

M
e
n
u