Wat doe je elke dag?
Wat ga je morgen doen?
Wat doe je graag?
Wat doe je niet graag?
100

winkelen


Elke dag winkel ik.

Ik winkel elke dag.

100

boodschappen doen


Morgen ga ik boodschappen doen.

Ik ga morgen boodschappen doen.

100

voetballen


Ik voetbal graag.

100

de krant lezen


Ik lees niet graag de krant.

200

foto's nemen


Elke dag neem ik foto's. 

Ik neem elke dag foto's.

200

dansen


Morgen ga ik dansen.

Ik ga morgen dansen.

200

wandelen


Ik wandel graag.
200

zwemmen


Ik zwem niet graag.

300

poetsen 


Elke dag poets ik.

Ik poets elke dag.

300

slapen


Morgen ga ik slapen. 

Ik ga morgen slapen.

300

pizza eten 

Ik eet graag pizza.

300

stofzuigen

Ik stofzuig niet graag.

400

ontbijten 

Elke dag ontbijt ik.

Ik ontbijt elke dag.

400

een douche nemen


Morgen ga ik een douche nemen.

Ik ga morgen een douche nemen.

400

muziek luisteren


Ik luister graag naar muziek.

400

de was doen 


Ik doe niet graag de was.

500

werken 


Elke dag werk ik.

Ik werk elke dag.

500

Nederlands studeren


Morgen ga ik Nederlands studeren.

Ik ga morgen Nederlands studeren.

500

fietsen


Ik fiets graag.

500

een boek lezen


Ik lees niet graag een boek. 

600

in de tuin werken 


Elke dag werk ik in de tuin. 

Ik werk elke dag in de tuin.

600

strijken


Morgen ga ik strijken. 

Ik ga morgen strijken.

600

water drinken 


Ik drink graag water.

600

tv kijken 


Ik kijk niet graag tv.

M
e
n
u