Cursist B antwoordt.
(koffie drinken)
V: Drink jij vaak koffie? / Hoe vaak drink jij koffie?
A: Ik drink altijd/elke dag/alle dagen koffie.
Ik drink meestal/bijna elke dag koffie.
Ik drink vaak/dikwijls/2-3 keer per week koffie.
Ik drink soms/1 keer per week koffie.
Ik drink nooit koffie.
(wijn drinken)
V: Drink jij vaak wijn? / Hoe vaak drink jij wijn?
A: Ik drink altijd/elke dag/alle dagen wijn.
Ik drink meestal/bijna elke dag wijn.
Ik drink vaak/dikwijls/2-3 keer per week wijn.
Ik drink soms/1 keer per week wijn.
Ik drink nooit wijn.
(fruit eten)
V: Eet jij vaak fruit? / Hoe vaak eet jij fruit?
A: Ik eet altijd/elke dag/alle dagen fruit.
Ik eet meestal/bijna elke dag fruit.
Ik eet vaak/dikwijls/2-3 keer per week fruit.
Ik eet soms/1 keer per week fruit.
Ik eet nooit fruit.
(frieten eten)
V: Eet jij vaak frieten? / Hoe vaak eet jij frieten?
A: Ik eet altijd/elke dag/alle dagen frieten.
Ik eet meestal/bijna elke dag frieten.
Ik eet vaak/dikwijls/2-3 keer per week frieten.
Ik eet soms/1 keer per week frieten.
Ik eet nooit frieten.
(ontbijten= een verbum)
V: Ontbijt jij vaak ? / Hoe vaak ontbijt jij?
A: Ik ontbijt altijd/elke dag/alle dagen.
Ik ontbijt meestal/bijna elke dag.
Ik ontbijt vaak/dikwijls/2-3 keer.
Ik ontbijt soms/1 keer per week.
Ik ontbijt nooit.
(snoepen = een verbum)
V: Snoep jij vaak ? / Hoe vaak snoep jij?
A: Ik snoep altijd/elke dag/alle dagen.
Ik snoep meestal/bijna elke dag.
Ik snoep vaak/dikwijls/2-3 keer.
Ik snoep soms/1 keer per week.
Ik snoep nooit.
op restaurant gaan?
V: Ga jij vaak op restaurant? /Hoe vaak ga jij op restaurant?
A: Ik ga altijd/elke dag/alle dagen op restaurant.
Ik ga meestal/bijna elke dag op restaurant.
Ik ga vaak/dikwijls/2-3 keer per week op restaurant.
Ik ga soms/1 keer per week op restaurant.
Ik ga nooit op restaurant.
(warme avondmaal koken)
V: Kook jij vaak een warme avondmaal? / Hoe vaak kook jij een warme avondmaal?
A: Ik kook altijd/elke dag/alle dagen een warme avondmaal.
Ik kook meestal/bijna elke dag een warme avondmaal.
Ik kook vaak/dikwijls/2-3 keer per week een warme avondmaal.
Ik kook soms/1 keer per week een warme avondmaal.
Ik kook nooit een warme avondmaal.
('s middags een broodje eten)
V: Eet jij 's middags vaak een broodje? / Hoe vaak eet jij 's middags een broodje?
A: Ik eet 's midddags altijd/elke dag/alle dagen een broodje.
Ik eet 's middags meestal/bijna elke dag een broodje.
Ik eet 's middags vaak/dikwijls/2-3 keer per week een broodje.
Ik eet 's middags soms/1 keer per week een broodje.
Ik eet 's middags nooit een broodje.
('s morgens boterhammen eten)
V: Eet jij 's morgens vaak boterhammen? / Hoe vaak eet jij 's morgens boterhammen?
A: Ik eet 's morgens altijd/elke dag/alle dagen boterhammen.
Ik eet 's morgens meestal/bijna elke dag boterhammen.
Ik eet 's morgens vaak/dikwijls/2-3 keer per week boterhammen.
Ik eet 's morgens soms/1 keer per week boterhammen.
Ik eet 's morgens nooit boterhammen.