Wat geef je aan met de present simple?
Geef ten minste 2 antwoorden
Dingen die je
1. altijd
2. soms
3. vaak
4. nooit
doet.
Wat geef je aan met de present continuous?
Dingen die je nu doet.
Op dit moment bezig zijn.
Will en shall gebruik je om over welke tijd te spreken?
De toekomst
Wat plaats je achter het 2e en derde woord in de vergrotende trap?
-er en -est.
Vul de juiste vormen in:
Work
I____
You____
He/she/it ______
I work.
You work.
He/she/it works
Vul de juiste vormen in:
Dancing
I _______
You ________
He/she/it________
I am dancing
You are dancing
He/she/it is dancing
Shall gebruik je maar bij 2 perssonlijke voornaamwoorden.
Welke zijn dit?
I en we
Maak de vergrotende trap met het woord Big.
Big - bigger than - the biggest.
Maak een zin in de present simple
Bijvoorbeeld: I walk to school.
Maak een zin in de present continuous
Bijvoorbeeld: I am walking to school.
Maak een zin met Will of shall.
Shall I carry the bag for you?
I am sure he will help us.
Wat gebeurt er met de -y in de 2e en 3e vergrotende trap.
Bijvoorbeeld bij 'pretty'
-y wordt -ie
Pretty - prettier - prettiest