gisteren telefoneren naar mijn vriend(in)
+ Ik heb gisteren naar mijn vriend(in) getelefoneerd.
- Ik heb gisteren niet naar mijn vriend(in) getelefoneerd.
+ Ik heb gisteren op de computer gewerkt.
- Ik heb gisteren niet op de computer gewerkt.
gisteren mijn woonkamer stofzuigen
+ Ik heb gisteren mijn woonkamer gestofzuigd.
- Ik heb gisteren mijn woonkamer niet gestofzuigd.
+ Ik heb gisteren een gezelschapsspel gespeeld.
- Ik heb gisteren geen gezelschapsspel gespeeld.
gisteren afwassen
- Ik heb gisteren niet afgewassen.
+ Ik ben gisteren om 7u opgestaan.
- Ik ben gisteren niet om 7u opgestaan.
gisteren verjaren
- Ik ben gisteren niet verjaard.
gisteren aan mijn lief/mijn man denken
+ Ik heb gisteren aan mijn lief/mijn man gedacht.
- Ik heb gisteren niet aan mijn lief/ mijn man gedacht.
gisteren boodschappen doen
+ Ik heb gisteren boodschappen gedaan.
- Ik heb gisteren geen boodschappen gedaan.
+ Ik heb gisteren hoofdpijn gehad.
- Ik heb gisteren geen hoofdpijn gehad.
gisteren een sjaal dragen
+ Ik heb gisteren een sjaal gedragen.
- Ik heb gisteren geen sjaal gedragen.
gisteren pasta eten
+ Ik heb gisteren pasta gegeten.
- Ik heb gisteren geen pasta gegeten.
gisteren een glas wijn drinken
+ Ik heb gisteren een glas wijn gedronken.
- Ik heb gisteren geen glas wijn gedronken.
gisteren naar de markt gaan
+ Ik ben gisteren naar de markt gegaan.
- Ik ben gisteren niet naar de markt gegaan.
(gaan is met verbum 'zijn' in het perfectum)
gisteren moeten werken
+ Ik heb gisteren moeten werken.
- Ik heb gisteren niet moeten werken.
gisteren thuisblijven?
+ Ik ben gisteren thuisgebleven.
- Ik ben gisteren niet thuisgebleven.
(blijven is met verbum 'zijn' in het perfectum')
gisteren de zon schijnen
- De zon heeft gisteren niet geschenen.
gisteren een spel verliezen
+ Ik heb gisteren een spel verloren.
- Ik heb gisteren geen spel verloren.
gisteren met mijn familie spreken
- Ik heb gisteren niet met mijn familie gesproken.
gisteren een douche nemen
- Ik heb gisteren geen douche genomen.
gisteren online kopen
- Ik heb gisteren niet online gekocht.
gisteren mijn buur helpen
- Ik heb gisteren mijn buur niet geholpen.
gisteren een liedje zingen
+ Ik heb gisteren een liedje gezongen.
- Ik heb gisteren geen liedje gezongen.
gisteren de stad bezoeken
+ Ik heb gisteren de stad bezocht.
- Ik heb gisteren de stad niet bezocht.
gisteren zwemmen
- Ik heb gisteren niet gezwommen.