How do you ask someone's name in Dutch?
Hoe heet je?
How do you ask where do you live in Dutch?
Waar woon je?
Persoon, getal en tijd persoonsvorm in de volgende zin:
Ik verhuis naar Philipsburg.
verhuis- 1e persoon, enkelvoud, tegenwoordige tijd
Jij loopt.
How do you say I in Dutch?
Ik
Tell the name of a classmate in Dutch
Hij/zij heet....
How do you ask where someone is from?
Waar kom je vandaan?
Persoon, getal en tijd van de persoonsvorm:
Mijn oma breit een sjaal voor mij.
breit- 3e persoon, enkelvoud, tegenwoordige tijd
Spelling werkwoord branden- 3e pers, ev, tt
Hij brandt zijn vingers door de hete ovenschaal.
How do you say he and she in Dutch?
Hij en zij
How do you say what is your name in Dutch?
Wat is je naam?
How do you say I live in St. Maarten in Dutch?
Ik woon op St. Maarten
Persoon, getal en tijd persoonsvorm:
Mijn overburen installeren maandag een trampoline in hun tuin.
installeren- 3e persoon, meervoud, tegenwoordige tijd
Spelling werkwoord verraden- 3e persoon, mv, tt
Zij verraden het geheim.
How do you say you in Dutch to a stranger or someone who is for example older?
U
Wie ben jij?
How do you say I am from Canada?
Ik kom uit Canada
Persoon, getal, tijd van persoonsvorm:
Wij kopen schoolboeken voor de kinderen.
kopen- 1e persoon, meervoud, tegenwoordige tijd
Spelling werkwoord verven- 2e pers, ev, tt
Jij verft ontzettend mooi!
How do you say they in Dutch?
Zij
How do you say friend in Dutch?
Vriend
What is the capital of the Netherlands?
Amsterdam
Persoon, getal, tijd persoonsvorm:
U kookt heerlijke spaghetti.
Kook- 2e persoon, enkelvoud, tegenwoordige tijd
Spelling werkwoord beloven- 3e pers, ev, tt
Zij belooft hem dat ze de afwas zal doen.
How do you say you in plural form?
Jullie